Nationaal Hervormingsprogramma - België 2011

Dit nationaal hervormingsprogramma bevat de prioritaire acties die de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten ondernemen in antwoord op de sociaaleconomische aandachtspunten geïdentificeerd in het kader van de Europa 2020 strategie. Deze acties zijn gericht op het bereiken van de vijf Europa 2020 doelstellingen en passen in de logica van de Europese prioriteiten geïdentificeerd op Europese Raad van 24-25 maart en het Euro plus-pact (zie Bijlage 1). De acties in het Nationale hervormingsprogramma zijn complementair aan het stabiliteitsprogramma wat het macro-economisch luik betreft en complementair met de strategie voor duurzame ontwikkeling wat de globaalstrategie betreft.

België doorstond de economische crisis al bij al relatief goed dankzij de evenwichtige financiële positie van huishoudens en bedrijven, de afwezigheid van een onevenwicht op de lopende rekening, de goede werking van de automatische stabilisatoren in de sociale zekerheid en op de arbeidsmarkt en de effecten van de relancemaatregelen van de regeringen.

In 2010 werd de herneming van de Belgische economie vooral getrokken door de uitvoer, maar ook de groei van de binnenlandse vraag versnelt en zal een belangrijkere bijdrage aan de groei leveren in 2011 onder invloed van een robuust consumenten- en bedrijfsvertrouwen. Voor 2011 zou de economische groei 2% bedragen.

Binnen het kader van de lopende zaken heeft de federale regering, op dit moment, reeds 5 concrete engagementen genomen in antwoord op het Euro Plus-pact:

  • 1. Op 18 maart jl. werd de ontwerpbegroting 2011 goedgekeurd. In dit ontwerp wordt het tekort vastgelegd op 3,6%, wat 0,5% beter is dan voorzien in het lopende stabiliteitsprogramma. Het tekort zal onder de 3% dalen vanaf 2012 en in 2015 wordt een begroting in evenwicht bereikt (zie stabiliteitsprogramma).
  • 2. In het kader van de begrotingsbesprekingen zijn concrete maatregelen genomen om de energieprijzen onder controle te houden. Sinds enkele maanden observeren we immers een herneming van de inflatie die voornamelijk te wijten is aan de stijging van de energieprijzen (zie punt 4.3).
  • 3. De maximale marge voor de reële loonkostenontwikkeling over de jaren 2011-2012 wordt op 0,3 % vastgelegd (zie punt 5.1.). De Wet van 26 juli 1996 staat toe dat de arbeidskosten per eenheid product het gemiddelde van de eurozone niet overschrijden. Dit is precies het objectief vooropgesteld in het Pakt.
  • 4. Op financieel vlak is zopas de structuur voor bank- en financieel toezicht hervormd. Vanaf 1 april 2011 wordt het volledige toezicht uitgeoefend door de Nationale Bank van België, die zowel het micro- als het macroprudentieel toezicht zal uitoefenen. Deze hervorming van onze nationale structuren ligt in het verlengde van wat ook in andere Europese lidstaten beslist is (zie punt 4.2.).
  • 5. Wat de pensioenen betreft, zijn we ons bewust van het probleem van het optrekken van de effectieve pensioenleeftijd die nog steeds ver onder de wettelijke leeftijd van 65 jaar ligt . In oktober zal het Generatiepact geëvalueerd worden zoals voorzien in de wet (zie punt 5.1.).

Voor de realisatie van elk van de 5 Europa 2020-kerndoelen zijn de te ontplooien maatregelen van de gemeenschappen en gewesten van groot belang. Met het Vlaams regeerakkoord 2009-2014 wil de Vlaamse Regering niet alleen de gevolgen van de economische crisis daadkrachtig aanpakken, maar ook concreet uitvoering geven aan het “Pact2020”, de sociaaleconomische doelstellingen die de Vlaamse regering, de sociale partners en het middenveld onderschreven en aan Vlaanderen in Actie (ViA), het legislatuuroverstijgende programma van de Vlaamse Regering om Vlaanderen tegen 2020 naar de top 5 van de Europese regio’s te leiden. ViA en het Pact 2020 vormden tevens de basis voor het Vlaams Hervormingsprogramma, dat door de Vlaamse Regering op 1 april 2011 werd goedgekeurd. Het "Plan Marshall 2.Vert" is het belangrijkste gemeenschappelijk strategisch referentiedocument van de regeringen van het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap voor de periode 2009-2014. Dit plan, dat over een budget van 2,75 miljard euro beschikt, past in de voortzetting en de verbreding van het Marshallplan (2006-2009). Het heeft als hoofdprioriteit het scheppen van activiteiten en banen, meer bepaald door de hefbomen voor onderwijs en opleiding te activeren, door een ambitieus industrieel en innovatiebeleid te voeren, en door de kansen te benutten die duurzame ontwikkeling biedt. Er zal ook gewaakt worden over het maatschappelijk welzijn en de energie-uitdagingen zullen aangegaan worden. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, moet het Pact voor Duurzame Stedelijke Groei, onder andere, toelaten om binnen het huidige institutioneel kader een passend antwoord te bieden, op korte en middellange termijn, op de uitdagingen inzake tewerkstelling en inzake opleiding en onderwijs, meer bepaald door het mobiliseren van de privésector en de beroepssectoren voor tewerkstelling en beroepsopleiding. In dat kader, vormt de alliantie werk-milieu een essentiële dynamiek van de economische ontwikkeling van het gewest gegeven de milieu-uitdagingen. Via haar regeringsverklaring heeft de Duitstalige Gemeenschap een concept voor regionale ontwikkeling “DG-Ostbelgien leben 2025“ of “DG, leven in Oost-België 2025” gelanceerd. Op die manier wil ze tegemoet komen aan haar ontwikkelingsperspectieven door haar instellingen en haar inwoners voor te bereiden op de uitdagingen van de toekomst. Tegelijk zorgt dit concept voor de uitvoering van de prioriteiten van de EU2020-strategie.

In alle gewesten en gemeenschappen is de uitvoering van de strategische plannen en regeerakkoorden op schema, zoals blijkt uit de jaarlijkse verklaringen voor het parlement in het najaar van 2010. De gefedereerde entiteiten hebben “regionale hervormingsprogramma’s” ontwikkeld waarvan de maatregelen samengevat zijn in het NHP en meer gedetailleerd zijn opgenomen in bijlage 2.